De dwalende
schoolmeester
In de negentiende eeuw waren de dorpen Kootwijk en
Voorthuizen min of meer het centrum van de "Doleantie." Voor de
lezers die wat minder bekend zijn met dit onderwerp, even een korte geschiedenis:
in de protestantse kerk voltrok zich een scheuring die het gevolg was van een
andere geloofsopvatting dan in die tijd gebruikelijk was. Enkele dominees met
een aantal van hun volgelingen vonden dat de toen gebruikelijke manier van
prediken niet meer in overeenstemming was met hun geweten. Zij stapten daarom
uit de toen heersende kerk, met als gevolg dat zij dolende waren, oftewel:
dolerend. Deze scheuring zou de geschiedenis in gaan als de
"Doleantie."
Ook
in het schilderachtige dorpje Kootwijk gelegen aan de zandverstuiving vond een
dergelijke scheuring plaats: de plaatselijke dominee kon zich niet meer mee in
de toen heersende opvatting van geloof vinden. Hij vertrok als dolerende
dominee naar het dorp Nijkerk, gelegen aan de boorden van de toen nog open
Zuiderzee.
De
volksvertelling verhaalt over een Kootwijkse schoolmeester die zijn oude
dominee wel erg miste. Na overleg met zijn vrouw besloot hij daarom maar eens
om de dominee in het toen nog verre Nijkerk met een bezoek te vereren. Nu moet
je weten dat een fiets, laat staan een auto in die tijd nog niet bestonden.
Fietsen waren wel al door de Fransen uitgevonden, maar waren in dit
onherbergzame deel van de Veluwe nog lang niet doorgedrongen. De meester had
uitgerekend dat de afstand een slordige twintig kilometer was; dus als hij te
voet zou gaan, betekende dat de heenreis zo'n vier uur zou duren, als hij
stevig doorstapte. Uiteraard gold dit ook voor de terugreis.
Hij
berekende dat, als hij ongeveer drie uur op bezoek zou blijven bij de dominee
om bij te praten, de gehele operatie ongeveer elf uur in beslag zou nemen.
Aangezien het al september was, kon dat gezien het daglicht allemaal net.
Vol
goede moed vertok de bewuste schoolmeester op de geplande dag al vroeg in de
ochtend richting Nijkerk. Maar hoewel de dag helder was begonnen, kwam na
ongeveer een half uur een dichte mist opzetten. En hoewel hij het volste
vertrouwen had dat hij op de goede koers zat, raakte hij toch van het juiste
pad, of beter gezegd: het juiste karrenspoor. Nu was in die tijd de
zandverstuiving vele malen groter dan in de huidige tijd, dus was het
kwijtraken van het spoor niet eens zo vreemd. Wellicht was de meester wel zo in
gepeins verzonken over de ontmoeting met de dominee, dat hij ongemerkt het
gebaande pad verliet. Wie zal het zeggen?
Maar
toen hij ruim een uur had gelopen en de spoorweg bij het dorp Stroe nog niet
had gepasseerd, begon hij zich lichtelijk zorgen te maken. Hij keek op het
horloge dat hij uit zijn vestzak viste. Het was al bijna half tien, en het
schelle geluid van de stoomtrein moest nu toch te horen zijn.
Hij
bleef enige tijd geduldig staan luisteren, maar geen enkel geluid verstoorde de
stilte. Langzaam kreeg hij door dat hij ver verwijderd was van de plaats waar
hij dacht te zijn. Wat nu te doen? Het drong nu ten volle tot hem door dat hij
verdwaald was. En hij wist ook, dat, als je in de omgeving van Kootwijk
verdwaalde, je spoedig in een cirkel begon te lopen.
In
de uitgestrekte zandverstuiving lijken alle heuvels op elkaar. Ook
coördinatiepunten uit het verleden hadden in deze streek geen enkele zin, want
bij de eerste de beste storm veranderde het landschap soms totaal. Het was nu
zaak dat hij de plaats van bestemming, of de veilige thuishaven zou bereiken.
Met
de moed der wanhoop ging hij weer op weg. Maar hoe hij ook liep, hij vorderde
in totaal niet. Het was onderhand al uren later, maar geen enkel teken duidde
op de aanwezigheid van de bewoonde wereld.
Hij
wist dat de boerderijen rond Kootwijk in elkanders buurt lagen. Hij bleef stil
staan of er soms ergens een hond blafte. Maar geen enkel geluid verstoorde de
stilte; het leek wel of zelfs de vogels hun snavels hielden in deze kleine
mistige wereld. Het was om moedeloos van te worden.
Hij
nam zich voor om een rechte koers aan te houden. Maar wie regelmatig in bos en
veld rondstruint, weet dat benen zich niet gelijk voortbewegen. Zonder een punt
van oriëntatie, zal men altijd in een wijde cirkel lopen, omdat het ene been nu
eenmaal een iets grotere stap zet als het andere, hoe miniem ook. Zo ook bij de
meester.
Nu
eens passeerde hij een heideveld, dan weer een stuk bos. Op gezette tijden
bleef hij een tijd stilstaan om te luisteren, in de hoop dat hij de stoomfluit
hoorde van een passerende trein. Het geluid zou hem vertellen welke richting
hij uit moest lopen. Maar hoe hij ook zijn best deed, nog steeds verbrak geen
enkel bekend geluid de stilte.
Zijn
lichte zorgen waren onderhand omgeslagen in regelrechte radeloosheid.
Al
uren dwaalde hij door dit woeste achterland van de Veluwe. Moe geworden
strompelde hij verder, en net toen hij uitgeput de moed wilde opgeven, hoorde
hij het kraaien van een haan. Hij oriënteerde zich op de richting waar het zo
gewenste geluid vandaan kwam. Ongetwijfeld zou daar een boerenhoeve staan en
zou hij zijn plaats kunnen bepalen.
Vol
nieuwe moed en kracht stapte hij richting het geluid dat nu met regelmaat door
de stilte klonk. Even bleef hij weer staan; het leek wel of de haan hem lokte.
Steeds dichterbij klonk nu de trotse roep van het mannelijke stuk pluimvee.
Hoopvol
haastte hij zich in de richting van het steeds sterker wordende geluid.
Wel
waren zijn gedachten bij het feit dat hij zijn zo geliefde dominee wellicht
deze dag niet meer zou zien.
En
toen stond hij plotsklaps verbijsterd stil...
De
statige eiken die opdoken uit de mist, kende hij!
Langzaam
liep hij verder; uit de nevels zag hij nu de contouren van een huis, dat hij zo
goed kende, opdoemen. Het was zijn eigen huis! Zijn eigen haan had hem als het
ware naar huis geleid. Alsof hij geroepen had: "Kom maar hierheen baas,
dan ben je tenminste weer thuis!"
Enkele
minuten later liep hij doodmoe maar gelukkig zijn eigen bekende huis weer in.
Zijn vrouw stond stomverbaasd bij de ketel boven het haardvuur, die een
aangename geur verspreidde. "Ik dacht dat jij aan de koffie bij de dominee
zou zitten!" riep zij verbaasd.
"Ach,
lieve vrouw, wat ben ik blij dat ik weer thuis ben; uren heb ik gedoold, en
waarschijnlijk ben ik geeneens zover van huis geweest," klonk het vermoeid
uit de mond van de meester.
"Maar
man, hoe ben je dan van de weg geraakt?" klonk de vraag van zijn vrouw.
"Ik
weet het niet, echt niet," was zijn antwoord. Hij was allang blij dat hij
de veilige haven van zijn eigen huis weer had gevonden.
En
de haan die eigenlijk op het punt stond om te worden geslacht, mocht zijn oude
dag slijten om het huis. Nimmer klonk het kraaien hem zo lief in de oren, als
na dat avontuur op de woeste zandgronden...
* * *